Sinds enkele jaren worden de mogelijkheden voor kleurgerichte metingen van drukinkten steeds eenvoudiger en goedkoper. Daarom wordt vaak aangenomen dat het meten van drukinkt eenvoudig, goedkoop en vooral zeer nauwkeurig is. En dit geldt voor verschillende merken en generaties meettoestellen. Is dit waar?
Als u naar sommige onderzoeken kijkt, lijkt dit niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. De IFRA schrijft bijvoorbeeld voor dat bij het meten van BCRA keramische tegels de kleurverschillen tussen verschillende meetapparaten kleiner moeten zijn dan Delta-E 0,3 zou moeten zijn. In werkelijkheid zag het er echter anders uit. In een onderzoek van Nussbaum hadden 8 van de 9 metingen een Delta-E groter dan 2,0; in een onderzoek van Wyble & Rich lagen de afwijkingen tussen Delta-E 0,76 en 1,68. Maar waarom zijn de afwijkingen zo groot?
Ten eerste verschillen de meetapparaten in de manier waarop ze de te meten oppervlakken verlichten. Dit is in twee opzichten belangrijk: aan de ene kant kunnen metingen, afhankelijk van het materiaal, sterk van elkaar afwijken, simpelweg omdat er bijvoorbeeld maar van één lichtbron licht op het meetoppervlak schijnt en gemeten wordt. Als een meetapparaat bijvoorbeeld maar één lamp heeft die onder een hoek van 45 graden op het meetoppervlak schijnt en de reflectie ervan wordt gemeten, kan de meting tot Delta-E 3,0 afwijken als u het meetapparaat alleen maar om zijn eigen as draait. Als een linkshandige en een rechtshandige persoon dezelfde tegels meten met hetzelfde meetapparaat, kan de meting volledig anders zijn, simpelweg omdat ze het meetapparaat anders vasthouden en de tegels onder verschillende hoeken worden verlicht.
De oplossing hiervoor: Verscheidene lichtbronnen worden in een meetapparaat verdeeld of, in het ideale geval, wordt de verlichting direct in een cirkel onder een hoek van 45 graden uitgestraald om dergelijke effecten te minimaliseren.